DUBIEUZE ZAKEN

 Twijfelachtige, duistere gebeurtenissen onder de loep genomen.

De brandstofloze motor van Johannes Wardenier.

Op 20 september 1912 werd in Achterbuurt, na 1947 Witte Paarden genoemd, Johannes Wardenier geboren. Hij was het tiende en tevens jongste kind van timmerman en keuterboer Jan Wardenier en Cornelisje Jongbloed.

Na het overlijden van zijn moeder in 1917 werd hij zeven jaar bij familie in Hengelo ondergebracht en toen zijn vader in 1925 hertrouwde kwam Johannes terug naar Achterbuurt. Na de lagere school, waar hij als onwillig en stil werd bestempeld, ging Johannes werken bij beschuitfabriek De Beuk in Tuk. Hij had de taak de gebakken beschuiten in te pakken en omdat hij dacht dat hij daar een machine voor uit kon vinden, stelde eigenaar Roelof Wuite de schuur achter zijn werkplaats beschikbaar zodat de jonge uitvinder daar aan zijn uitvinding kon werken. Hij werd vrijgesteld van het overige werk in de bakkerij. Op achttienjarige leeftijd verliet Johannes dit bedrijf. Zijn uitvinding, een inpakmachine voor beschuiten, zou voor 150.000 gulden verkocht zijn aan de NV Leeuwarder Papierfabriek maar dat is zowel door dit bedrijf als door Roelof Wuite altijd ontkend. 

Johannes Wardenier

Bijna vier jaar lang werkte hij daarna in de boerderij van zijn vader aan een uitvinding waar in die tijd meer uitvinders naar op zoek waren: een brandstofloze motor, een perpetuum mobile. Een perpetuum mobile werd zijn uitvinding niet, maar wel een motor waarbij de ‘samengeperste lucht, die de gewenste kracht opleverde, niet ontvlood maar veel langer kon worden gebruikt en eerst na geruime tijd weer behoefde te worden bijgevuld.’ Hierdoor kwam in 1934 de toen 21-jarige Johannes Wardenier wekenlang in het nieuws! "Mijn zoon kan niet leren," zei vader Jan trots, "maar hij kan twee keer zoveel nadenken." De kranten schreven : “Wardenier heeft een uitvinding gedaan die mensen weer aan arbeid kan helpen,” Er zou een einde komen aan de werkeloosheid want zijn fabriek zou aan zo’n 13.000 mensen werk gaan bieden. Wardenier had grootse plannen: zijn motor moest de verbrandingsmotoren vervangen en hij was van plan in het Friese Wolvega een fabriek te laten bouwen van zo’n 300 x 280 meter. Architecten hadden daar al een schetsontwerp voor gemaakt en de bouw, geschat op 13 miljoen gulden, kon al op 1 januari 1935 van start gaan. De gemeente had hem 60 hectare grond toegewezen want burgemeester van Weststellingwerf Eugen Nicolaas Walle Maas en wethouder Willem Muurling stonden geheel achter dit project. Zij zagen de brandstofloze motor als een uitgelezen kans om de werkeloosheid en de armoede in de gemeente te bestrijden. Maas was in eerste instantie wat terughoudend en wilde de motor graag eens zien. Hij vertrouwde echter op zijn wethouder, die hem verzekerd had dat hij met eigen ogen de motor had zien werken. In werkelijkheid had ook die de motor nog nooit gezien. In Wolvega brak de goudkoorts uit, financiers stonden in de rij om te investeren in deze nieuwe industriestad, winkeliers zagen hun omzet al fors stijgen en hoteliers droomden van een gestage stroom aan klanten. De grondprijzen in Wolvega stegen enorm omdat de gemeente bouwgrond te koop vroeg en zelfs de olieprijs in de wereld daalde. Door heel Wolvega reden dure auto’s met “hoge heren” die op zoek waren naar een kans om de wereldschokkende ontdekking van Johannes Wardenier met eigen ogen te aanschouwen. De presentatie van de motor werd echter door Johannes steeds uitgesteld en wanneer hij sporadisch iemand toestemming gaf de motor te bekijken, stond deze, in verband met zijn angst voor concurrentie, gewoon stil.

Wardenier mocht dan exact weten wat zijn einddoel was, hij moest nog menig hindernis nemen om dat te bereiken. Hij veranderde enkele malen van gedachten over de techniek die nodig was om de hete-luchtmotor te realiseren en dat leidde tot veel verwarring onder de geïnteresseerden.  Op 8 november 1934 moest Johannes bij burgemeester Maas op het matje komen en werd hij krankzinnig verklaard. In een auto van Philips en door mensen van Philips werd hij naar de kliniek van Prof. van der Scheer in Groningen gebracht waar hij ter observatie werd opgenomen. De dag ervoor had burgemeester Maas in Zwolle overleg gehad met onder meer premier Hendrik Colijn, die als voormalig directeur van de Bataafsche Petroleum Maatschappij (Shell), behoorlijk wat aandelen in dat bedrijf had. Terwijl Johannes in de kliniek zat, moesten burgemeester Maas en wethouder Muurling zich voor de gemeenteraad verantwoorden. Muurling meldde zich ziek en verliet de politiek voorgoed. De burgemeester verdedigde zich en sprak over “noodzakelijke geheimhouding” en “Hogere Autoriteiten” waar men zich maar tot moest wenden. Een dag na deze raadsvergadering werd Wardenier genezen verklaard en ontslagen uit de psychiatrische inrichting. Bij thuiskomst hoorde Wardenier van zijn ouders dat “enkele keurige heren”, die zeiden namens Johannes te komen, zijn prototype motor hadden opgehaald. Zijn motor was spoorloos verdwenen! 

Had Johannes de fout gemaakt zijn idee aan een Nederlandse multinationale elektrogigant te onthullen, die destijds zelf ook aan een motorproject werkte? Deze multinational had er, samen met Shell, Henri Deterding en Hendrikus Colijn, enorm veel baat bij wanneer de uitvinding van Johannes een flop zou worden. Het was hen allen zeer duidelijk dat de motor een enorme bedreiging zou worden voor de olie-industrie en een dramatische impact zou hebben op de olieprijs. Het waren overigens geen “kleine jongens” die Johannes tegen zich in het harnas joeg : Henri Deterding maakte van 'de Koninklijke'/Shell-groep een wereldwijde onderneming. Hij verdiende er de karakteriseringen als The most powerful man in the world, Olieman nummer 1 en De Napoleon van de Olie mee. De in Amsterdam geboren Deterding was naast misschien wel de succesvolste Nederlandse ondernemer ook één van de meest omstreden zakenmannen van de vorige eeuw.

                                 Henri Wilhelm August Deterding

Hendrikus Colijn was van 1914 tot 1922 directeur van De Bataafsche Petroleum Maatschappij. De "Koninklijke" had in 1914 dringend behoefte aan een goed organisator. Enerzijds was door het samengaan met de Britse Shell-groep de markt enorm vergroot, anderzijds was Colijn, door zijn ministeriële ervaring, bij uitstek de man die voor de Koninklijke met de Nederlandse regering zaken kon doen. Zijn keuze voor de Koninklijke werd ook ingegeven door de wens om een persoonlijk fortuin te vergaren. Hij werd gezien als een als vrekkige oliebaron, gemanipuleerd door het grootkapitaal.

                                   Hendrikus Colijn

Lang kon Johannes echter niet van zijn vrijheid genieten want enkele jaren na zijn ontslag uit de kliniek brak de oorlog uit en werd hij te werk gesteld in Duitsland. Tijdens een bombardement ontsnapte hij en na een poosje gezworven te hebben sloot hij zich aan bij een Brusselse verzetsgroep. In 1943 werd hij in Nijmegen door de Duitsers gepakt met valse papieren, illegaal drukwerk en 200 distributiekaarten. In de kampen Buchenwald en Wesseling doorstond hij vreselijke martelingen en vlak voordat hij bezwijkt wordt hij door een "onbekende" uit het kamp gehaald en overgebracht naar een hospitaal in Siegburg. Philips topman Ir. Theo Tromp liet Johannes uit Siegburg halen en volgens Duitse documenten werd hij op 16 juni 1944 door het Rode kruis naar Nederland vervoerd. Hij werd i.v.m. tuberculose opgenomen in het sanatorium te Laren en na zijn genezing keerde hij terug naar zijn geboortestreek. De oorlog was toen al voorbij.

Later bleek dat Johannes uit het kamp gered was door Frits Philips, die zich tijdens de oorlog wel meer zou hebben ingezet voor Nederlanders. Nog later zou een woordvoerster van Philips dit bevestigen. Deze Frits Philips had overigens in 1934 ook al contact gezocht met Johannes en na de oorlog werd Johannes wederom door Philips benaderd om voor hen verder te werken aan zijn motor. Johannes wilde echter niets meer met zijn motor te maken hebben en weigerde dit aanbod. 

Zonder verder nog arbeid te verrichten leefde hij rustig en zeer comfortabel verder, aan geld scheen hij absoluut geen gebrek te hebben. Hij droeg maatpakken, reed in een auto rond, rookte sigaren, gaf volop rondjes in de plaatselijke kroeg en alle benodigdheden voor nieuwe experimenten betaalde hij contant. Erg vreemd, aangezien hij officieel werkloos was. Een ex-employee van het voormalige postkantoor in Steenwijk verklaarde dat Johannes periodiek blanco cheques ontving die hij dan op het postkantoor kwam inwisselen. Dat was in die tijd zeer ongebruikelijk voor dorpelingen. Dan zou er dus wel degelijk iets aan de hand moeten zijn geweest en het vermoeden bestond dat er een overeenkomst lag tussen Philips en Wardenier. Volgens zijn laatste huisgenoten, Bouke en Poppe Brink, kreeg Johannes een toelage van Philips op voorwaarde dat zijn tekeningen “veilig” bij dit bedrijf lagen. Ook doordat Wardenier op initiatief van Frits Philips uit de Duitse gevangenis werd bevrijd en in een duur kuuroord werd verpleegd, werd dat vermoeden nog eens versterkt. 

Het bedrijf Philips bleef echter ontkennen ooit betrokken te zijn geweest bij Johannes Wardenier en zijn uitvinding. Het is dan ook zeer opmerkelijk dat Philips veel sprak over Johannes Wardenier en ook bij Johannes zelf kwam in de jaren 1950-1960  de naam “Philips” vaak over zijn lippen. Wat eveneens opmerkelijk is, is dat er ene Henk Gerrits werkzaam was aan de ‘luchtmotor’ bij het, in 1914 opgerichte, Philips Natlab. Hij kwam uit Steenwijkerwold, kende de gehele familie Wardenier erg goed en wist wat er zich afspeelde van 1934 tot 1960. Was hij spion/informant voor Philips en was het toeval dat hij de dag na zijn vertrek bij Philips plotseling overleed?

In de verslaggeving van de geschiedenis van het Philips Natlab kwam naar voren dat een hoofdingenieur van Philips, Herre Rinia, in 1935 de demonstratie van Johannes heeft bijgewoond in Utrecht en in 1937 werd in het Natlab officieel begonnen met de ontwikkeling van een “luchtmotor”. Gilles Holst stond van 1935 tot 1940 aan het hoofd van dit Natlab en op het hoogtepunt van de ontwikkelingen van deze Philips-motor, oftewel Wardeniers idee, werkten zo’n 300 mensen aan dit project. Dit duurde tot 1970 en werd daarna nog enkele jaren vanuit de Verenigde Staten voortgezet. Herre Rinia startte in 1939 met patenten die gebaseerd waren op de uitvinding-omschrijving van Johannes Wardenier terwijl hijzelf een enorme leek was op het gebied van autotechniek en motoren. Doordat Frits Philips zo gefascineerd was van de luchtmotor heeft het 40 jaar geduurd totdat het Philips concern het opgaf. Philips kreeg het absoluut niet voor elkaar effectief motorvermogen te krijgen, ondanks de vele medewerkers, ingenieurs en de bergen geld.

Boven : tekeningen en uitleg van Johannes Wardenier. 

Onder : de uitleg in beter leesbare versie.

Wanneer de lucht van de luchttank in de kast rondom de schuif komt en de schuif staat naar boven, dan vliegt de samengeperste lucht onder de schuif door het kanaal onder de zuiger, waardoor de zuiger omhoog gedrukt wordt. Wanneer de zuiger naar boven gaat, dan gaat de schuif langzaam naar beneden, waardoor de lucht boven de zuiger door een kanaal in de schuif komt. De schuif nl. is hol van binnen. In de wand waarover de schuif glijdt, is een holte gemaakt met een gat erin, dat naar de buitenkant van de motor loopt. De lucht vliegt dus nu door de schuif naar buiten, waar het in een buis komt en dan naar de andere schuifkast gaat. Wanneer de zuiger bovenin staat, dan gaat de schuif door het draaien van de krukas iets naar beneden en komt de opening boven de schuif vrij, waardoor het kanaal onder de zuiger in de schuif komt en de lucht dus weer in de buis naar de andere schuifkast komt. Onderin gekomen vindt hetzelfde weer plaats. Dus: schuif naar boven, lucht onder de zuiger, zuiger naar boven, lucht boven de zuiger gaat via poort in schuif en dan naar de buis. Dit proces herhaalt zich dus steeds maar weer. 

Ook hoofd ingenieur George Neelen, een van de medewerkers aan de “luchtmotor” bij Philips, gaf toe dat er wel degelijk een verbinding was tussen Philips en Johannes Wardenier en dat in 1957 een idee werd overgenomen van Johannes. George Neelen was projectleider bij Philips en werkte gedurende twaalf jaar in laboratoria van het Philips-concern aan de ontwikkeling van de Stirlingmotor. De motor van Johannes Wardenier zou daarbij de grote inspiratiebron zijn geweest. Hij had Wardenier weliswaar zelf nooit gezien of gesproken, maar wist te vertellen dat hij zelf wel de beschrijving heeft gelezen van het patent. Wardenier zou er blijk van hebben gegeven te beschikken over goede kennis van thermodynamica, het gedrag van gassen bij veranderende temperatuur, druk en volume en vanaf zijn ziekbed verklaarde Ingenieur Neelen: “Philips dacht het idee van Wardenier ooit nog eens te kunnen gebruiken en heeft in 1957 een patent van Wardenier gekocht om er vervolgens totaal niets mee te doen. Philips wilde de brandstofloze motor niet op de markt hebben” Er was dus wel degelijks een relatie tussen Philips en Wardenier, hoewel dat steeds is ontkend. Philips komt niet met een bevestiging van het verhaal van Neelen: “We hebben de berichtgeving over dit onderwerp gezien maar we hebben hierover geen informatie.”, zei de woordvoerder voor Philips Benelux Tommie Dijstelbloem. Daarmee ging hij niet in op de vraag of ingenieur George Neelen bij het concern bekend was en of ze iets wisten van het patent.

Mathijs Tax, woordvoerder van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en het Octrooiregister, verklaarde: “weinig kans dat er een octrooi of patent te vinden is. Ik heb even globaal gezocht op Johannes Wardenier en kwam wat dingen tegen over een psychiatrisch verleden, ik denk niet dat het ooit gepatenteerd is. En kijken of Philips het, in plaats van Wardenier, heeft gedaan wordt een hele klus* want Philips heeft wereldwijd de meeste patenten aangevraagd.” De researchers van Mathijs Taks hebben er toch een zoektocht aan gewaagd: “Als het octrooi, of patent, zou zijn gekocht door Philips dan zou Wardenier eerst een octrooi moeten hebben aangevraagd, wat hij daarna dan heeft verkocht. Mijn collega’s kunnen geen publicaties vinden over Wardenier als uitvinder of aanvrager dus is er helemaal geen octrooiaanvraag bekend in relatie tot Wardenier. Er kan dus ook niet gecheckt worden of dat dan is overgekocht.” 

*) Dit is onzin want binnen 10 minuten had ik al een leuk lijstje patenten uit o.a. Canada, USA, Duitsland en Finland. Bij al deze gevonden patenten is de begunstigde Philips Eindhoven en, volgens de patenten, zijn de uitvinders : Herre Rinia, Ir. Heinrich de Brey, Ir. Franciscus Lambertus van Weenen, Baron ir Willem Jan van Heeckeren, Ir. Gabriel Leonard Sypkens en Ysbrand Boers. Uiteraard allen Philips (NatLab)-medewerkers.

Toch is het zeker dat Johannes van 1934 tot 1960 niet heeft hoeven te werken maar wel altijd over een behoorlijk inkomen beschikte!

Na een ziekenhuisopname in Meppel overlijdt Johannes plotseling op 27 juli 1960 aan een niervergiftiging en zijn lichaam zou bij het graf van zijn ouders zijn geplaatst in Kerkbuurt (Steenwijkerwold). Maar zelfs bij zijn uitvaart worden vraagtekens geplaatst omdat nergens in documenten een registratie van de begrafenis te vinden is. ‘En dat gebeurt toch altijd’, verontschuldigde zich gemeentelijk grafdelver Henk Vos, die derhalve de plek van de laatste rustplaats niet kon aangeven. Bertus van Drogen uit Steenwijkerwold kon deze locatie wél aangeven, hij heeft in juli 1960 het graf gegraven, op een grasveld tegenover het mortuarium. Als 20-jarige deed hij dat wel vaker, als hulpje van zijn vader die koster was van de Nederlands Hervormde Kerk en als zodanig de begrafenissen rond de kerk regelde. Van Drogen heeft de kist met eigen ogen in het graf zien zakken maar betwijfeld of de stoffelijke resten van Johannes Wardenier zich in de kist bevonden. “Anders zou zijn naam absoluut in de documenten terug te vinden zijn”, vertelde de grafdelver. Zelfs in het register van de gemeente komt het graf van Johannes Wardenier niet voor. De archivaris van het gemeentearchief Steenwijkerland, die de historische begraafplaatsadministratie onder zijn beheer heeft, deelde mij mede dat ze al meerdere malen naar de locatie van het graf gezocht hebben en dat ook zij, tot nu toe, niet hebben kunnen achterhalen waar het graf van Johannes Wardenier is.

Zo blijven Wardeniers ”brandstofloze motor” en zijn graf een groot mysterie.  Nu, ruim 60 jaar na zijn overlijden, zijn er nog steeds veel vragen m.b.t. Johannes Wardenier en zijn uitvinding. Of alle antwoorden ooit boven water zullen komen is maar zeer de vraag want direct betrokkenen zwijgen als het graf en ooggetuigen zijn er niet meer.